Eerste werkdag: elf uur

Ik kan het niet laten om nu, vanaf mijn bureau, aan het werk, toch even te posten. De ergste bui is nu voorbij, die vond plaats van station tot station. De kleine had het weer prima naar z'n zin in de armen van nu weer iemand anders. Alle kabaal om hem heen vindt hij maar wat interessant, zelfs als er vier, vijf andere kinderen uitbarsten in een vreselijke huilbui. Hij zuigt op z'n speentje en kijkt z'n oogjes uit.

Ondertussen sta ik er wat verloren bij. Twee tassen op de grond, instructies gevend die in feite onnodig zijn, maar je doet je best. Eens komt het moment dat je niet alleen die deur uit moet, maar ook het station en die trein in. Met nog een kwartier voor dat gevaarte eens komt, verlaat ik het kinderdagverblijf dan maar. Ik stond er een beetje stom bij en ik kreeg het gevoel dat ze me wegkeken. Alsof het raar is om te blijven staan tot het laatste moment.

Nou ja, niet gekker dan beneden op het station in tranen en met een brok in je keel op de trein te wachten. Snel je man bellend over hoe erg het wel niet is en hoe je hier niet op zit te wachten. Net als je in snikken uitbarst, wordt hij gestoord door een collega en hij krijgt het niet eens mee.

In de trein is het alle trossen los. Die trein brengt je namelijk verder uit de buurt van je kleintje dan je ooit geweest bent. Die trein vol mensen die echt niet op of omkijken als jij in tranen uitbarst. Gelukkig was de mp3-speler opgeladen; met muziek op hoog volume (doe ik anders nooit), probeer ik al lipbijtend in elk geval station Den Haag te halen. Daar aangekomen, staan er vier nagels in het vel van mijn linkerhand en het volgende liedje - When Did Your Heart Go Missing - gaat nog ietsje harder.

Bij het nummer Breathe Slow besluit ik de raad van de tekst op te volgen en ik probeer me te ontspannen. Ik staar dom naar een schroef in een plaatje aan de wand en probeer mijn hersenen met vanalles aan het werk te houden, maar toch denk ik steeds maar: Ik mis mijn ventje nu al.

Dan kom je aan op het station van bestemming, waar je jezelf blijft herinneren uit te checken met die ov-kaart. Daarna is het een vertrouwde omgeving, de zon schijnt en mijn hart voelt zwaar. Voet voor voet, stap voor stap dan via een 'leuke' route naar het werk toe. Sleutel ophalen voor de kolfruimte en om een uur of negen ben ik er dan. Niet echt op tijd, maar laat me vooral met rust.

Meteen wordt er gevraagd naar foto's. Ja, die heb ik mee. Kan ik ze zelf al bekijken? Met moeite. Maar toch lukt het me, achter mijn eigen bureau en met een onganse hoeveelheid rommel op mijn bureau, om niet in snikken uit te barsten. Even acclimatiseren. Rustig zakt het schuldgevoel tot het niet meer een harde steen in m'n maag is, maar meer een laagje over alles heen.

Kolven om half tien - een half uurtje na de planning - gaat op zich nog niet heel slecht. Het duurt weliswaar drie kwartier voor ik een hoeveelheid heb waarover ik tevreden ben, maar het is ook gek om dat opeens op zo'n vreemde plek te doen. Aan de ene kant voel ik me schuldig dat het zo lang duurt; aan de andere kant ben ik met iets belangrijks bezig, dus het moet maar. Ik blijf me maar inpeperen dat ik me moet ontspannen en ik sta mezelf eindelijk toe even wat langer aan het kleintje te denken. Ik overleef het zowaar zonder huilbui - want dat zou op die plek, achter een afgesloten deur - nog wel kunnen. Toch bezig ik mijn gedachten algauw maar met iets anders.

Nu is het elf uur. Ik ben hier pas twee uur en het voelt als een eeuwigheid. De rotzooi is nog niet opgeruimd, ik heb geen idee wat ik moet doen en waar ik moet beginnen, mijn rechteroog heeft weer een wazig dagje vandaag (slecht geslapen, wat wil je) en de tijd kruipt voorbij. Gek genoeg denk ik als ik eenmaal hier zit dat ik het nog wel volhoud ook. Waarschijnlijk kan de trein straks niet snel genoeg rijden naar huis toe, of ik beloon mezelf door toch eerder weg te gaan, maar op dit moment houd ik het vol. Vol zenuwen, een hyperhoge ademhaling, spanning in al m'n spieren, maar ik zit er. En ik huil niet.